Hoe betrek je boeren bij je duurzaamheidsmissie: 3 lessen van peperboeren
Welke duurzame landbouwmodellen zijn er zoal en waarom heeft boslandbouw waarbij rekening wordt gehouden met de boer onze voorkeur? We geven het woord aan Hatami Nugraha, CEO van PT CAN, onze partner met wie we naast Verstegen Spices & Sauces samenwerken aan een nieuw project.
Met steeds meer regelgeving op het gebied van duurzaamheid en een toenemende druk op voedselproducenten op het zuidelijk halfrond als gevolg van klimaatverandering, wint het onderwerp regeneratieve landbouw aan relevantie. Steeds vaker worden modellen gebruikt die zich richten op voordelen voor zowel de mens als de planeet. Maar als we het hebben over regeneratie, en specifiek over boslandbouw, rijzen al snel vragen over de schaalbaarheid ervan. Wat zijn de langetermijnvoordelen? Hoe lang duurt het voordat je er de vruchten van plukt? Kunnen de boeren blijven leveren zoals voorheen?
Volgens Hatami Nugraha zijn dit de verkeerde beginvragen. De CEO van PT Cinquer Agro Nusantara (PT CAN), de exporteur van veel van de duurzame Indonesische specerijen die wij in Nederland consumeren, is al sinds 2018 bezig met boslandbouw. Hij moest destijds expertise uit Brazilië – de één na grootste peperproducent ter wereld – halen om de eerste pilotprojecten op te kunnen zetten. Vandaag de dag is er meer kennis over het onderwerp en kunnen nieuwe modellen zich richten op bijvoorbeeld de voordelen voor het milieu, zoals het verbeteren van de kwaliteit van de bodem of het behoud van biodiversiteit. Andere modellen geven tegelijkertijd prioriteit aan zakelijke doelen, zoals het verhogen van de productiviteit van gewassen of het genereren van inkomsten voor de boer.
PT CAN kiest voor beide, maar doet dit door middel van boslandbouw waarbij de behoeften en voorkeuren van de boeren centraal staan, en in het bijzonder de verbetering van hun levensonderhoud en duurzaamheid. “Deze aanpak houdt in dat we samen met boeren prioriteiten vaststellen en boslandbouwmodellen ontwikkelen die aansluiten op hun doelen. Daarbij houden we ook rekening met milieu- en economische belangen. Door de behoeften van boeren voorop te stellen, vergroten we de kans dat deze projecten voor de lange termijn zijn, terwijl we ook doelen op het gebied van duurzaamheid behalen,” legt Nugraha uit.
Deze win-winbenadering heeft wat voeten in de aarde. Zo spelen de boeren al tijdens de ontwikkelfase een centrale rol. Denk: veel gesprekken voeren en meer feedback krijgen en implementeren dan de meeste bedrijven gewend zijn. “Boslandbouw is geen pasklare oplossing. De effectiviteit ervan hangt af van verschillende factoren, zoals de specifieke context, de typen gewassen en bomen die worden gebruikt en, het allerbelangrijkste, hoeveel ondersteuning boeren krijgen”, zegt Nugraha. Hoewel boslandbouw misschien niet de pasklare oplossing is voor alle uitdagingen op het gebied van landbouw en voeding, is het zeker een waardevolle en veelbelovende aanpak die verder onderzoek en aandacht verdient. Nugraha zet zijn 3 pijlers voor succesvolle modellen op een rij:
1. Capaciteitsopbouw: boslandbouwsysteem ontwikkelen samen met de boer
Een systeem dat goed is voor boeren en tegelijkertijd voor de natuur. Nugraha legt uit dat de grootste uitdaging bij het ontwerpen van boslandbouwsystemen nog steeds van technische aard is. Een van de belangrijkste overwegingen bij het ontwerpen van boslandbouwsystemen is het kiezen van de juiste boomsoort als aanvulling op het primaire gewas, in zijn geval peper.
“Voor boeren die geen ervaring hebben met het introduceren van nieuwe gewassen kan het lastig zijn de juiste boomsoort te selecteren. Maar het is wel van doorslaggevend belang om de productiviteit van het primaire gewas te verhogen door schaduw te bieden, bodemerosie te voorkomen en de vruchtbaarheid van de bodem te verbeteren. De juiste bomen kunnen ook nuttige insecten en andere wilde dieren aantrekken die bijdragen aan bestuiving en ongediertebestrijding. Ondertussen moeten ze uit de buurt blijven van soorten die met het primaire gewas concurreren om voedingsstoffen en water.”
Deze keuze komt niet alleen het gewas ten goede, legt hij uit. Door bijvoorbeeld soorten te kiezen die weinig gesnoeid of bemest hoeven te worden, wordt het werk van de boeren verlicht en is de kans op succes op de lange termijn groter. “Onderhoud moet eenvoudig zijn en weinig tijd en middelen vereisen, omdat boeren soms maar beperkt beschikbaar zijn om op het veld te werken,” legt hij uit. Het trainen van uitvoerders en het delen van kennis kan de resultaten positief beïnvloeden. Maar daarvoor is een coöperatieve en participatieve aanpak nodig met veel ruimte voor dialoog en ondersteuning.
To start, it is essential to understand what matters most to the farmers in terms of their economic livelihoods: their needs, priorities, and challenges. From there, one can identify opportunities to incorporate agroforestry practices that can provide tangible benefits to them.
Op basis van de beoordeling van het kennisniveau, de vaardigheden en de ervaring van de boeren, kan de selectie van geschikte boslandbouwpraktijken worden gemaakt, en het type en de hoeveelheid steun worden bepaald die nodig is om deze praktijken toe te passen. “Als de boeren bijvoorbeeld geen kennis hebben van boslandbouw, moeten we ze misschien training, demonstratiepercelen en technische ondersteuning geven.”
Het creëren van demonstratiepercelen is een doeltreffende manier om boeren te ondersteunen bij het invoeren van boslandbouwpraktijken. Hiervoor is het nodig dat een kleinschalig boslandbouwsysteem wordt opgezet dat laat zien wat de voordelen en mogelijkheden van boslandbouw zijn. Boeren kunnen observeren en leren van deze percelen en de opgedane kennis en vaardigheden toepassen op hun eigen boerderijen. Dat brengt ons bij het volgende punt.
2. Stimulansen: meer werk, meer statistieken, meer geld
Adequate stimulansen worden vaak over het hoofd gezien. “Het beste voorbeeld hiervan is de hogere prijs die boeren voor hun producten kunnen krijgen als ze duurzame boslandbouwpraktijken toepassen en – in ons geval – peper van hogere kwaliteit produceren. Door middel van een premie worden boeren beloond voor hun inspanningen en duurzame landbouw dus bevorderd,” aldus Hatami.
In het geval van peper is de beloning gekoppeld aan verschillende kwaliteitsparameters, zoals kleur, watergehalte en dichtheid. “Als boeren peper kunnen produceren met een consistente witte kleur, komen ze in aanmerking voor een hogere prijs. Dat geldt ook wanneer ze peper produceren met een watergehalte van minder dan 11%. Dichtheid is een andere belangrijke kwaliteitsparameter voor peper; boeren die peper produceren met een dichtheid van meer dan 550 gram per liter komen in aanmerking voor een hogere prijs.” Van deze vereisten, vertelt hij, kunnen producenten ook veel leren.
Om ervoor te zorgen dat een hoge prijs gekoppeld is aan echte verbeteringen in de praktijk en om transparantie en verantwoordingsplicht te bevorderen, is het essentieel om duidelijke en transparante criteria op te stellen voor het evalueren van de duurzaamheid en kwaliteit van de producten. Opnieuw geeft hij aan hoe belangrijk de betrokkenheid van de boeren is. “Deze criteria moeten worden ontwikkeld via een proces waaraan boeren actief deelnemen en waarbij zij en andere belanghebbenden worden betrokken. Ze moeten regelmatig worden herzien en bijgewerkt op basis van feedback van de boeren en de markt.”
3. De juiste partners: gezamenlijke verantwoordelijkheid, meer waarde
Meer participatie is niet alleen nodig op bedrijfsniveau. “Om het succes en de groei van een boslandbouwproject te garanderen, is het van cruciaal belang dat verschillende belanghebbenden samenwerken. Dit zijn niet alleen overheidsinstanties, onderzoeksinstellingen en boslandbouwdeskundigen, die al in brede zin betrokken zijn, maar ook lokale gemeenschappen en zakelijke betrokkenen, zoals kopers en investeerders.”
Om boslandbouw na afloop van de proefprojecten verder uit te rollen, is het belangrijk dat elke belanghebbende de toepassing van praktijken bevordert en de implementatie van nieuwe projecten ondersteunt. “Overheidsinstellingen kunnen beleidsondersteuning en financiële middelen bieden, onderzoeksinstellingen kunnen innovatieve oplossingen en technologieën ontwikkelen en boslandbouwdeskundigen kunnen boeren begeleiding en technische hulp bieden.” Hatami verwijst naar het project dat Fairfood samen met Verstegen en de Duitse overheid (GIZ) uitvoert: “Bedrijven moeten bij dit soort projecten betrokken worden om toegang tot de markt te creëren en boeren door middel van de genoemde stimulansen aan te sporen om duurzame praktijken toe te passen. Maar er is ook een rol weggelegd voor lokale gemeenschappen. Zij kunnen bijdragen aan een gevoel van verantwoordelijkheid en zelfbeschikking.
“Alleen door alle belanghebbenden bij het project te betrekken en gebruik te maken van hun unieke sterke punten en middelen,” stelt hij, “kunnen we een veerkrachtiger en duurzamer boslandbouwsysteem ontwikkelen dat goed is voor zowel de boeren als het milieu.”